Als Italianen hun tank volgooien bij de pomp, betalen ze elke keer voor Mussolini’s gedoemde militaire avonturen in Ethiopië en half-vergeten natuurrampen. De accijnzen weten niet van wijken.
Toegegeven, de Nederlandse benzineprijzen zijn nooit de laagste van Europa, maar de Italianen dingen consequent mee naar de hoogste gemiddelde prijs voor een liter Euro 95 ongelood. Gemiddeld rekent een automobilist in Milaan of Napels 1,45 euro af. Op de eilanden loopt dat al snel op richting de 1,70 euro. En dat terwijl de prijs vóór belastingen juist erg laag ligt, slechts een beetje boven de 0,50 cent.
In verhouding betalen we in Nederland een procentpunt meer belasting boven op een liter brandstof (60 tegenover 59 procent), maar de accijnzen in het thuisland van Ferrari en Lamborghini zijn wel erg bijzonder.
Accijnzen uit tijd van Mussolini
Een deel van de verklaring, schrijft Quartz, is de hoge btw van 22 procent die de Italianen moeten ophoesten. Maar brandstof die in de Fiats en Lancia’s gaat, dient ook een ander doel: met gedateerde accijnzen de staatskas spekken. In de loop der jaren is het aantal accijnzen zo opgestapeld, dat de helft van de prijs bij de benzinestations nu bestaat uit deels gedateerde belastingen.
Meer dan zeventig jaar na zijn dood waart dictator Mussolini nog rond bij de pomp.
De premier van het Koninkrijk Italië wilde de kracht van de economie aanwenden om zijn land groots te maken. Italië moest zelfvoorzienend worden en aangezien het schiereiland gebrekkig bedeeld was met grondstoffen, moesten die van elders komen. Gedoemde pogingen tot kolonisatie van Libië en Ethiopië - in een tijd dat de rest van Afrika juist kolonisators verjoeg - moesten daarin voorzien. Om die dure campagnes te betalen, kreeg de gewone Italiaan een brandstofaccijns van 1,90 lire te verwerken. Omgerekend zou dat nu 1,70 euro zijn.
Aardbevingen en nieuwe bussen
Later kreeg Italië te stellen met overstromingen aardbevingen. Bij een van de recentste in L'Aquila vonden 308 mensen de dood. Een deel van de herstelwerkzaamheden werden bekostigd met een accijns op de brandstof, al bleef die relatief beperkt tot 0,0051 euro. Toen Italië onder druk van Brussel moest bezuinigen in 2011, tikte het nog eens 8 cent bij de accijns op. "We raken de bodem, erger dan dit is onmogelijk", zei Fiat-topman Sergio Marchionne toen.
Zo zijn er tal van accijnzen die elke liter benzine duurder maken. Zelfs de aanschaf van milieuvriendelijke bussen werd deels verhaald op auto- en scooterrijders. En het eind voor het Italiaanse equivalent van 'Het kwartje van Kok' lijkt nog niet in zicht.
Het is overigens de vraag of de accijnzen hun voorspelde waarde wel opbrengen. Want na elke nieuwe accisa dalen de verkopen van auto's, brandstof én laten de autorijders hun wagen staan. Dat levert weer minder tol op voor het uitgebreide snelwegennetwerk.
Plus de periodieke, plotse verhogingen hebben regelmatige stakingen en blokkades tot gevolg. Boeren, marktkooplui, scooterrijders en natuurlijk vrachtwagenchauffeurs komen bij ongeveer elke nieuwe accijns in opstand. Maar vooralsnog heeft dat niets uitgehaald. Het punt dat inkomsten uit accijnzen zo hard dalen dat ze onhoudbaar blijven, is echter ook nog niet bereikt.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl